Psalm 54

Voor de koorleider. Bij snarenspel.
Een kunstig ​lied​ van ​David, toen de inwoners van Zif aan ​Saul​ waren gaan zeggen: ‘Weet u niet dat ​David​ zich bij ons schuilhoudt?’

God, bevrijd mij door uw naam,
verschaf mij recht door uw macht.
God, luister naar mijn ​gebed,
hoor de woorden van mijn mond.

Vreemden vallen mij aan,
zij staan mij met geweld naar het leven,
zij houden God niet voor ogen. sela
Zie, God is mijn helper,
de Heer is het die mijn leven draagt.

Laat het kwaad zich keren tegen mijn belagers,
toon uw trouw en breng hen tot zwijgen.
Van harte zal ik u ​offers​ brengen
en uw naam loven, HEER, want hij is goed:
hij heeft mij uit de nood gered,
onbevreesd zie ik mijn vijanden aan.       

Jakobus 1:17-27
Elke goede gave, elk volmaakt geschenk komt van boven, van de Vader van de hemellichten; bij hem is nooit enige verandering of verduistering waar te nemen. Hij wilde ons door de verkondiging van de waarheid tot leven roepen, om ons de eersten te maken in zijn schepping. Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in ​het kwaad​ worden. Want de woede van een mens brengt niets voort dat in Gods ogen ​rechtvaardig​ is. Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. Want wie de boodschap hoort maar er niets mee doet, is net als iemand die het gezicht waarmee hij is geboren in de spiegel bekijkt: hij ziet zichzelf, maar zodra hij wegloopt is hij vergeten hoe hij eruitzag. Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet die vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelt – hem valt geluk ten deel, juist om wat hij doet. Wie meent dat hij God dient, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite. Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: ​weduwen​ en wezen​ bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven.                       

Een paar maanden geleden was ik bij het festival Graceland. Daar luisterde ik naar Rikko Voorberg. Hij is theoloog, theatermaker en schrijver. Hij schreef onder andere het boek ´De dominee leert vloeken´. Hij schrijft over het daadwerkelijk vloeken, iets wat natuurlijk not done is in de kerk. Maar, zegt hij, laten we er toch eens bij stilstaan. Zo’n uitspraak als GVD (ik kan het zelf dus ook niet uitspreken), die komt voort uit gevoelens van onmachten onrecht. Het geeft iets weer: god, nee, dit niet. Wat gebeurt hier, waarom moet dit zo gaan. Daar waar gevloekt durft te worden, daar kan ook verandering optreden, daar kan het tij zich keren. Want het vloeken wijst op een situatie van onrecht, waarin gehandeld moet worden. Daarmee roept Rikko ons in zijn boek op om te leven vanuit een geloof waarin we niet passief blijven. Hij roept ons op om te handelen. Om te zeggen: dit kan niet zo langer doorgaan, hier moet wat aan gedaan worden. En hij vraagt ons om het daar niet bij te laten, maar ook daadwerkelijk iets te ondernemen. Ieder naar draagkracht: doen wat je kan, maar niet passief blijven. Wordt de handen en voeten van God en maak het beter.

Rikko doet mij denken aan Jakobus. In zijn brief benoemt Jakobus hetzelfde als waar Rikko ons op wijst. Jakobus zegt: als je het woord van Jezus, van God, hebt gehoord, blijf er dan niet doof voor. Maar handel ernaar. Oordeel niet te snel, benader de ander met mededogen en wees niet onverschillig. Het evangelie staat vol met voorbeelden hoe we ons geloof handen en voeten kunnen geven. Nou, als je daar van gehoord hebt doe dat dan ook. Blijf niet achterover leunen. Ontdek je een situatie van onrecht, doe er dan wat aan. Dit versterkt Jakobus met het beeld van de spiegel. Iemand die het woord wel hoort, maar er niet naar handelt en het meteen weer vergeet, is als iemand die in de spiegel kijkt e meteen vergeten is hoe hij er zelf uitziet. Dan sla je dus volledig de plank mis. In mijn oren is de brief van Jakobus ook een heel doopsgezinde brief. Daden gaan woorden te boven: je moet niet alleen horen maar ook doen. Uit wat je doet, wordt je geloof zichtbaar.

Doopsgezinden hebben een passie om te handelen vanuit het geloof. Toch zit er ook een andere kant aan het horen en doen, aan het spreken en handelen. Want ik geloof dat er nog een stap tussenzit, waar vaak aan voorbij gegaan wordt. Tussen horen en doen zit nog een moment waarop er iets anders gebeurt. Tussen spreken en handelen zit een moment waarin er iets anders gebeurt. Het past in onze snelle tijd om direct tot actie over te gaan. Waarom zou je wachten? Mensen hebben nu onze hulp nodig, waarom stilstaan?

David geeft een antwoord. In de psalm horen we David in een benarde situatie. De psalm is gelinkt aan het verhaal uit 1 Samuel, waarin Saul achter hem aanzit. Wanneer David zich verbergt in de woestijn bij Zif, wordt zijn verblijfplaats verraden door de inwoners van Zif. De psalm haakt in op het moment dat David zich verbergt voor Saul, die hem op de hielen zit. Hij zingt een lied voor God waarin hij zijn vertrouwen uitspreekt in Hem. In dat lied is vooral vers 7 een vers dat wat wrijving kan oproepen. We lezen: Laat het kwaad zich keren tegen mijn belagers, toon uw trouw en breng hen tot zwijgen. En in de NBG 51 vertaling staat het nog wat sterker verwoord: Hij zal het kwaad vergelden aan wie mij benauwen, verdelg hen in uw trouw. Verdelg hen. David lijkt God op te roepen zijn vijanden om te brengen. Wat is dat voor God, die in zijn naam anderen vernietigd? Dat is niet het godsbeeld waar wij ons goed bij voelen. Dit vers is een zogenaamd wraakgebed. Ze komen in veel psalmen terug. Het zijn oproepen aan God om recht te spreken en te verhinderen dat de zondaars schade aanrichten. David, het slachtoffer van de zondaars, weet heel goed dat hij zelf geen wraak mag nemen, maar kan hopen op ingrijpen van de rechtvaardige rechter die hij in vertrouwen neemt.

Zo bezien is het eigenlijk een pacifistische tekst. In zijn diepste nood, waarin zijn vege lijf bedreigd wordt, bedenkt David niet hoe hij zelf Saul een kopje kleiner kan maken. Hij spreekt,  maar handelt niet. Het handelen gaat niet van David zelf uit. Hij wendt zich tot God. Het wel of niet handelen laat hij aan God over. Daaruit spreekt een groot vertrouwen. Er spreekt een passie uit en ook overgave. Het moment tussen horen en doen, tussen spreken en handelen, dat is het moment van overgave. De psalm van David, waarin David zijn bede zingt in dat moment van overgave lijkt haaks te staan op de boodschap van Jakobus. Zit daar ook nog overgave in?

En hoe is dat voor ons? In onze tijd? Kennen wij die overgave nog? Kunnen wij ook zeggen: God, ik weet het niet meer, maar ik geef het aan u. Ik vertrouw erop dat U mij helpt in deze situatie. Of zijn we al teveel gewend in oplossingen te denken. Dit is het probleem, hier zijn een aantal oplossingen en we gaan aan de slag. De brief van Jakobus ademt een sfeer van controle uit. Controle over je handelen, over keuzes kunnen maken. Actie ondernemen met de informatie die je hebt. De psalm ademt een gevoel van afhankelijkheid. Afhankelijkheid van God, vertrouwen en liefde. Kunnen wij dat ook nog? Ons overgeven aan God? Afhankelijk zijn? Kunnen we vertragen, en het moment tussen horen en doen, tussen spreken en handelen aangrijpen om dichtbij God te komen? Om overgave te ervaren, bewust afhankelijkheid en geborgenheid te mogen ervaren van God. Stilstaan bij wat God in mijn hart teweeg brengt aan vertrouwen, aan geloof, aan warmte. En van daaruit handelen, de wereld in.

Ik denk dat het ons kan helpen om met meer mededogen en barmhartigheid met anderen en met onszelf om te gaan. Ik denk dat we dan ook beter navolging kunnen geven aan de boodschap die Jakobus aan ons meegeeft: omzien naar de weduwen en wezen, de verdrukten en bedreigden in de samenleving. Vervuld van Gods liefde, handelend vanuit overgave.